Thursday, November 29, 2012 0 comments

Kort Verhaal - Stormloop van de kuddestudenten [NL]


Studenten. Het is een apart volk. Hoewel ik er zelf ook deel van uit maak, voel ik me niet als een “echte student”. Studenten hebben zo hun eigenaardigheden, zoals de uitbundige feesten die ze organiseren op doordeweekse dagen, dat ze drinken net na of zelfs tijdens schooltijd, overal heel gemakkelijk over denken en bijna nooit goed met hun geld omgaan. De dingen die ik totaal niet bij mezelf herken. Dit soort dingen worden vaak door de rest van de gemeenschap bestempeld als vreemd, bespottelijk, dom, noem maar op, maar ze worden wel op een bepaald niveau “geaccepteerd”. Er is maar één ding waar bijna iedereen, zelfs de studenten zelf, over struikelt: het forensgedrag van de algemene student.
Studenten zijn natuurlijke forenzen, maar hoe ze zich daarin gedragen is uitzonderlijk asociaal. Neem nou bijvoorbeeld de bus. Ik kom daar in Utrecht station aangelopen, met ongeveer honderd andere studenten en probeer een fatsoenlijke weg te vinden naar de bushalte. Ik ben, net als de rest, net uit de trein gestapt en onderweg naar school. Het is een gedoe om van hot naar her te komen. Bijna alles wat gebeurt, zorgt voor ophopende irritatie. De trein die te laat komt, hutje mutje op elkaar zitten, trage roltrappen, een drukke stationshal en dan ook nog een kapot wegdek, omdat ze aan het renoveren/bouwen zijn.
Ja, en dan komt er ook nog een bus aan te pas. Die bus waar alle studenten op staan te wachten. Die bus waar alle studenten in moeten, waarmee ze op tijd of net te laat op school aankomen. Als ze niet in die ene bus stappen, missen ze misschien net iets belangrijks en dat is niet goed voor je resultaten. Díe bus. Ja, dat levert onderling vaak een strijd.
Daar komt hij dan hoor. Iedereen ziet hem rijden. Hij rijdt van rechts naar links in een rondje om vervolgens weer aan te komen bij onze bushokjes. De hele kudde kijkt ernaar. Het is net alsof ze een soort collectieve gedachte delen: “BUS! DAAR!”
De meute dringt zich aan elkaar op. Iedere student probeert een plekje vooraan te bemachtigen. Studenten die al een tijdje meegaan, weten precies op welke plek de bus stopt en gaan dus ook precies daar staan waar zo meteen een deur voor hen zal open gaan. Niemand stapt ook maar één voet naar achteren wanneer die bus eraan komt sjezen en de zijspiegel bijna iemands hoofd ramt. Al heb ik het nog nooit echt zien gebeuren. Volgens mij zijn de buschauffeurs erg goed getraind op een zwerm jongeren die er misschien tegen aan kunnen knallen.
Je voelt de spanning wanneer de bus stopt. Mensen beginnen te dringen en wanneer één van hen op de knoppen heeft gedrukt, barst de hel los. De deuren slaan open. Gezamenlijke gedachte: “IK MOET ERIN, NU!”
Dus alle studenten duwen zich een weg naar voren. En met duwen, bedoel ik ook echt duwen. Ze schuiven je gewoon letterlijk aan de kant. Je hebt twee keuzes: 1) meeduwen en hopen dat diegene voor jou dat ook doet 2) omver vallen en overlopen worden.
Student zijn is een heus gevaar voor je leven.
En dan moet je nog dat opstapje naar binnen maken. O, god, dat gaat vaak moeilijk. Vooral als je zo’n tas meezeult van een kilo of vijftien.
Vervolgens gaan we inchecken. Ja, sinds de invoering van de OV-chipkaart (die voor ons jongeren overigens al drie jaar eerder inging dan voor de rest van Nederland – Lees: proefratten) is de instroom van studenten erg traag geworden. En dat zorgt voor nog meer irritaties. Handen die kruisen, chipkaarten die op de vloer vallen en machines die alwéér niet werken, dus dan moet een berg studenten zich met z’n allen op één apparaat storten.
Na het inchecken komt het moeilijkste gedeelte. Hersenkrakers gedeeld door de massa: “STOEL! NU!” En dan vooral eentje voor jezelf. Natuurlijk wil je die plek liever niet delen, al staan er toch echt twéé stoelen.
Vaak wordt er nog om gevochten ook. Net als een soort stoelendans, maar dan zonder plezier. Er worden vuile blikken door de bus geworpen (soms zelfs vuile woorden) en mensen proberen elkaars stoel zo snel mogelijk in te pikken. We lijken wel een stel hyena’s op zoek naar het laatste stukje vlees.
Zit je eenmaal, dan moet je ook nog eens een half uur wachten, omdat de rit zo lang duurt in hartje Utrecht. Als het dan ook nog eens zomer is, komt er geen zuurstof binnen, dus al die studenten gaan stinken van het zweet… je kunt je hopelijk wel voorstellen hoe dat ondertussen ruikt.
Wanneer de bus eindelijk bij jouw halte is, zucht je van opluchting. Het vervelende alleen is dat de hele kudde er dan vaak ook uit moet. Dus gaat de hele reutemeteut met z’n allen weer naar buiten, op enkelingen na. Dit zorgt ook weer voor de nodige irritaties, maar de meesten kunnen hier op dat moment dan wel mee leven, omdat ze eindelijk weer in de open, frisse ruimte rondlopen in plaats van in zo’n bedompte bus. Bovendien zien ze elkaar toch nooit meer.
Studenten en de bus. Het is een geval apart. Als ik er zo van een afstandje naar kijk, kan ik me best voorstellen dat niet-studenten ons zien als een soort wilde beesten in een safari. Ze rijden alleen nog niet in jeeps om met een verrekijker naar ons te kijken, maar ik denk niet dat het nog lang zal duren!


Thursday, November 15, 2012 0 comments

Kort Verhaal - Kerstsfeer [NL]

Kim tilde de doos gevuld met lampjes op en liep gebukt onder het gewicht naar buiten. Ze had niet verwacht dat het zo zwaar zou zijn, maar ze wilde toch doorzetten. Alles stond klaar, de spullen waren al betaald. Ze kon niet meer terug.

Voor ze de straat overstak, keek ze even naar links en rechts om te zien of er niemand keek. Daar stond het huis van Lorraine; Kims overbuurvrouw. Ze trippelde over het gras en zette de doos met lampjes op de veranda. Daarna liep ze stilletjes terug en keek door het raam om te bevestigen dat de van Veentjes echt weg waren.
Kim giechelde zachtjes. Dit zou echt een speciale avond worden. O, wat zouden de van Veentjes verrast zijn deze kerst. Kim had iets geweldigs in petto.
Lorraine van Veen was Kims vijand. Jarenlange strijd woedde tussen de pittige buurvrouwen die elkaar wel konden villen. Al vanaf het moment dat Lorraine daar kwam wonen, had ze Kim dwars gezeten.
Kim deed alles voor de buurt. Ze wilde het levendiger maken, want het was er al twintig jaar een saai boeltje. Niemand deed iets met elkaar. De mensen kwamen alleen naar buiten als ze boodschappen moesten halen of naar het werk gingen, dus richtte Kim een boekenclub op. Het duurde niet lang of er kwam ook een jaarlijks hapjesfestijn, waar de dames uit de buurt hun kookkunsten konden demonstreren. Kim had genoeg tijd voor het organiseren van de wedstrijden en feesten en kon zelfs meedoen. Ze werd er de topvrouw van de straat mee. De huisvrouw die alles kon. Dé huisvrouw van de buurt.
Maar toen Lorraine naar haar buurt verhuisde veranderde alles. Ze voegde zich bij de boekenclub en algauw keken de andere leden niet meer om naar de verhalen van Kim, maar luisterden ze alleen nog naar Lorraines uitbundige fantasieën. En de trofee van het kookfestijn, die tot dan toe elk jaar werd gewonnen door Kim, ging ineens naar Lorraine. En alsof dat nog niet genoeg was, moest Kim ook haar titel afstaan voor “best geknipte hegjes”. Kim had Lorraine daarom altijd gehaat. Ze wilde Kims plek innemen. Kim zou niet meer de mooiste en meest succesvolle huisvrouw van de straat zijn en wat moest ze daarvoor in plaats dan zijn? Niets. En dat was onmogelijk.
Kim sjouwde dozen met lampjes en stekkerdozen naar het gazon van de van Veentjes. Ze voelden steeds zwaarder in haar armen die ondertussen begonnen te tintelen, maar als ze naar de berg keek die in haar garage stond, viel het mee. Hij slonk gestaag.
Het was niet alleen Kims schuld dat de ruzie tussen de buurvrouwen voortduurde. Ze had Lorraine er meerdere malen op betrapt de wedstrijden, feesten en clubbijeenkomsten te saboteren. Toen Kim vroeg of Lorraine de boekenlijst wilde uitprinten voor de club, had Lorraine er opeens andere boeken op gezet, zodat iedereen andere boeken las dan Kim. En toen Lorraine bij Kim langs kwam tijdens het hapjesfestijn, stootte Lorraine “per ongeluk” het pepervaatje van de plank, dat vervolgens terecht kwam in Kims soep. Lorraine had zelfs Kims hegje doormidden geknipt, terwijl niemand keek. Kim was zelf niet thuis, maar zag aan het knipwerk dat het alleen Lorraine kon zijn geweest. Niemand geloofde Kim toen ze vertelde dat Lorraine alles opzettelijk had gedaan. Kim was nog nooit woester geweest. Om die reden besloot ze Lorraine terug te pakken.
Kim hing alle lampjes en decoraties aan het huis van de van Veentjes. Er stonden nog tientallen dozen uitgestald op het gras. Het zweet stond op haar voorhoofd, terwijl ze zwoegde om alles op tijd af te krijgen. Op tijd voor Lorraine terug zou komen.
Het was al een paar maanden rumoerig onder de buurtbewoners. Het gerucht ging dat Lorraine een ongeneesbare vorm van kanker had en dat ze niet lang meer te leven had. Kim deed alsof ze het zielig vond en pinkte een neptraantje weg, terwijl ze in haar eentje stiekem lachte. Maar iets in haar brak toen ze Lorraine voor het eerst met een kaal hoofd zag. Vanaf dat moment besloot Kim dat ze pas echt een goede huisvrouw in deze straat zou zijn, wanneer ze Lorraine een goed gevoel zou geven. Als de vete zou ophouden. Als Kim iets leuks zou doen voor Lorraine, zou Lorraine misschien weer een beetje blij kunnen zijn. En dan zou Kim de betere buurvrouw zijn.
Ze had nog maar een paar minuten voor de van Veentjes terug zouden zijn. Kim haastte zich om de laatste lampen aan te sluiten en de stekkerdozen uit te rollen. Lorraine zou verbaasd zijn wanneer ze van haar laatste chemokuur in het ziekenhuis zou terugkomen en het spektakel bij haar huis zou aanschouwen.
Alle bouwsels waren klaar: de bewegende Kerstman, de schitterende lampjes aan de muren, daken en gevels en de lichtgevende bomen. Alleen de stroom was nog niet aangesloten.
Daar kwam de auto. Kim kon haar vreugde bijna niet binnenhouden en glimlachte van oor tot oor, terwijl de van Veentjes aan kwamen rijden. Kim zwaaide en gebaarde dat de auto moest stoppen. Terwijl de auto net naast het looppad van de weg stopte, deed Lorraine haar raampje naar beneden.
‘Ik heb een verrassing voor je!’ riep Kim. Ze drukte op de knop van het doosje dat ze in haar handen hield. Voldoening vulde haar van binnen dankzij een goede daad. Zij zou nu de vergevende buurvrouw zijn. De huisvrouw die vriendschap belangrijker vond dan jaloezie. Zij zou weer de beste huisvrouw van de buurt zijn.
Terwijl de lampjes aan knipperden, keken de van Veentjes naar hun eigen huis. Kim keek hoopvol naar hun gezichten, maar hun monden vielen open en op hun gezichten stond een enge blik.
‘Mijn huis!’ blèrde Lorraine, terwijl Kim in afschuw toekeek hoe het huis van de van Veentjes niet verlicht was dankzij haar goede bedoelingen. Het doosje met de knop viel uit haar handen op straat neer, terwijl Kim besefte dat deze burenoorlog nog lang niet over zou zijn.
Het huis van Lorraine stond namelijk in brand.

















Vroeg, maar beter op tijd dan te laat. Alvast een fijne kerst gewenst!





 
;